Auteur Anna Woltz
‘We zijn met z’n drieën nu.
We waren met z’n vieren, maar één van ons gaat dood.’
Pats, boem, de eerste zinnen en meteen zit je midden in een verhaal. En wat voor een verhaal. Het is de Tweede Wereldoorlog, er vallen bommen op Londen en mensen moeten schuilen in de ‘Ondergrondse’, de stations van de metro. Ella, 14 jaar vertelt; ze is een jaar ziek geweest, heeft in een soort beademingsmachine, ‘een tunnel’, moeten liggen en is mank. Samen met haar broertje Robbie, 9 jaar, Jay van 16, een zwendelaar met mooie ogen en een nog mooier lijf én Quinn van 15, een meisje van adel, met een tas vol juwelen weggelopen van huis om de wereld te veranderen, moeten ze een leven leiden in een wereld die nooit meer hetzelfde zal zijn.
Het boek is spannend vanaf het eerste moment, aangrijpend en ontroerend zonder heel verdrietig te maken en wat een mooie zinnen schrijft Woltz:
‘Elke avond lijkt de zon aan de verkeerde kant onder te gaan, de hele nacht gloeit de oostelijke hemel vurig oranje. We weten het allemaal: de havens branden. En je ruikt precies welk pakhuis er nu weer in lichterlaaie staat: scheepsladingen vol peperkorrels die de halve wereld over gevaren zijn om hier in vlammen op te gaan. Brandende stroop. Thee. Rum.’
Lees dit boek, het is prachtig!